Kenneth Butter is Coördinator Jeugdscouting bij Sparta Rotterdam en namens de Eredivisionist vaste scout tijdens de Jonger Oranje Talentendagen. We spraken hem over het scoutingsvak, het moderne voetbal en natuurlijk Jonger Oranje. ‘Je moet iedere gelegenheid om jezelf te laten zien aangrijpen!’

We beginnen met de vraag die wij regelmatig binnenkrijgen. Hoe wordt je nu eigenlijk scout?
‘Ik ben zelf begonnen als trainer bij de amateurtak van Sparta. Na zeven jaar kreeg ik het te druk met mijn werk. De professionele tak van de club heeft mij toen gevraagd om elftalleider te worden. Ik werd leider van de Onder-13 en later van de Onder-15. Dat was een uitstekende lichting met jongens als Kevin Strootman, Nick Viergever, Lerin Duarte en Georginio Wijnaldum, met wie ik echt een hele goede klik had. Na acht jaar werd gevraagd of ik iets in de scouting kon betekenen. Ik krijg natuurlijk veel verzoeken van mensen, ook hele jonge mensen, die denken best wel te kunnen scouten. ‘Prima’, zeg ik dan. ‘Dan zie ik je zaterdag om 08:00 uur!’ Dan haken de meesten al af. Het moet echt een passie van je zijn om iedere dag de velden af te speuren en er in weer en wind te staan. Scouten is bij uitstek een ervaringsvak. Het juiste gevoel, niet te makkelijk beoordelen maar zeker ook niet te streng, ontwikkel je stap voor stap.’

‘OP BASIS VAN DE WARMING UP KUN JE IEMANDS MENTALE KWALITEITEN INSCHATTEN’
Wat is het eerste waar een scout naar kijkt? Wat valt gelijk op?
‘Ik zoek altijd een bepaalde gedrevenheid. Of iemand een bal over dertig meter op de stropdas kan neerleggen interesseert mij minder. De drive, het willen winnen, vind ik veel belangrijker om terug te zien. Ik let altijd op de warming up. Keepers kun je daar sowieso beter beoordelen dan in een wedstrijd omdat ze veel meer in actie komen. Op basis van de warming up kun je iemands mentale kwaliteiten inschatten. Verder kijk ik naar hoe een speler omgaat met tegenslag. Hoe reageert hij op de scheidsrechter en op het publiek langs de lijn? Binnen tien, soms vijf, minuten heb ik vaak al een goede eerste indruk.’

Op welke aspecten worden spelers beoordeeld?
‘Naast gedrevenheid kijk ik naar motoriek oftewel hoe een speler beweegt. Spelinzicht is uiteraard heel belangrijk. Inzicht is voor mij bijvoorbeeld het zien van de ruimte voor een steekpass. Een actie hoeft niet altijd te lukken, als er maar de juiste intentie achter zit. Verder observeer ik hoe een speler zich aanbiedt en of hij zich continu goed vrijloopt. Op het fysieke vlak is er veel discussie. De wat kleinere spelers zijn over het algemeen wendbaarder en bij die spelers zoek je dus het gogme om uit de duels te blijven. Aan de andere kant zie ik ook graag fysiek sterke spelers die het balbezit niet heilig verklaren en een bal af en toe de tribunes in durven te rossen. Heerlijk vind ik dat!’

HET HELE INTERVIEW MET KENNETH BUTTER LEZEN? DIT KUN JE DOEN IN HET JONGER ORANJE MAGAZINE. SCHRIJF JE NU IN VOOR DE JONGER ORANJE TALENTENDAG MET SPARTA R’DAM EN KRIJG EEN GRATIS EXEMPLAAR!